Publicatie

Publicatie datum

Behoefteraming kno-artsen 1999 - 2010.

Velden, L.F.J. van der, Hingstman, L. Behoefteraming kno-artsen 1999 - 2010. Utrecht: NIVEL, 2000. 59 p.
Download de PDF
In de reeks Behoefteramingen is in opdracht van de Nederlandse Vereniging Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van Hoofd-Halsgebied (KNO-vereniging) een prognose opgesteld van de behoefte aan KNO-artsen in de periode 1999-2010, en de consequenties daarvan voor de opleiding.
Twee factoren lijken de toekomstige behoefte aan KNO-artsen vooral te beïnvloeden. Enerzijds is er de toenemende vergrijzing van de bevolking, die invloed zal hebben op de vraag naar KNO-hulp, en anderzijds is er een toenemende aantal vrouwelijke KNO-artsen (van 8% in 1999 naar 20% in 2010), waardoor het deeltijdwerken zal toenemen.
Daarnaast kunnen medisch-technische, epidemiologische en beleidsmatige ontwikkelingen invloed hebben op de vraag naar KNO-geneeskundigen.

De zorgvraag naar KNO-heelkunde is relatief groot bij de jongste bevolkingsgroep: 41% van de patiënten is jonger dan 15 jaar, terwijl zij slechts 19% van de totale bevolking uitmaken. Daar tegenover wordt 16% van de KNO-zorg geleverd aan personen boven 64 jaar, die bij elkaar 14% van de bevolking uitmaken. Het gevolg van de vergrijzing is hier dus niet zonder meer een toeneming van de zorgvraag! Toch zal het aantal KNO-artsen in de periode tot 2010 met 5% moeten toenemen als gevolg van de bevolkingsgroei (CBS-prognose, midden-variant). Daarnaast is er een groei van 3% nodig in verband met het toenemend aandeel vrouwelijke KNO-artsen, 2% als gevolg van eventuele veranderingen in de werktijden van alle KNO-artsen, 2% omdat de KNO-artsen wellicht meer tijd aan per patiënt gaan besteden en 2% door een eventuele toename van de niet-patiëntgebonden activiteiten. Daarnaast moet men er nog rekening mee houden dat de KNO-artsen op gemiddeld 63-jarige leeftijd met pensioen gaan en er momenteel relatief veel oudere KNO-artsen zijn.

Het een en ander heeft uiteraard gevolgen voor de wenselijke instroom in de opleiding. Op het ogenblik stromen jaarlijks 15 AGIO's in de opleiding. Wanneer men alleen met de uitstroom en de demografische ontwikkelingen rekening houdt, moet dit aantal verhoogd worden tot 20. Maar als men met alle factoren rekening wil houden, dan moet de jaarlijkse instroom van AGIO's verhoogd worden naar 28.