Publicatie

Publicatie datum

Huisartsenzorg aan asielzoekers: naar een monitoring systeem.

Bakker, D. de, Weide, M., Delnoij, D. Huisartsenzorg aan asielzoekers: naar een monitoring systeem. Utrecht: NIVEL, 2000. 58 p.
Download de PDF
Jaarlijks komen enkele tienduizenden (34 000 in 1997) asielzoekers in Nederland aan. In een aanmeldcentrum wordt binnen 24 uur beslist wie een kans maken op een verblijfstatus. Degenen die kansloos worden geacht moeten het land onmiddellijk verlaten; de meeste anderen worden eerst opgevangen in een Onderzoeks- en opvangcentrum (OC). Vervolgens gaan zij naar een Asielzoekerscentrum (AZC) of een Aanvullend Opvangcentrum (AVO). Voor de opvang in deze centra is het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) verantwoordelijk. De medische opvang is sinds 1 januari 2000 bij de GGD'en ondergebracht. Het gaat hier om de medische intake bij aankomst, toegeleiding naar de huisarts, toegeleiding naar de GGZ, en verder preventie, infectieziektenbestrijding en GVO. Voor curatieve medische zorg moeten de asielzoekers zich wenden tot het reguliere circuit, in eerste instantie dus huisartsen en RIAGG's.

De huisartsenzorg voor de bewoners van de AZC's en de OC's verliep niet altijd probleemloos. Soms moesten huisartsen op korte termijn hulp verlenen aan asielzoekers, zonder dat zij hiervoor voldoende mogelijkheden hadden en voldoende werden ondersteund. De samenwerking met de centra verliep vaak stroef. Dit werd grotendeels veroorzaakt door onduidelijkheid over de functies van de medische diensten in de AZC's. Een knelpunt was ook de capaciteit van de huisartspraktijk wanneer in een kleine plaats plotseling een groot asielzoekerscentrum werd geopend.

Monitoringsysteem
Overheid en ziektekostenverzekeraars verklaarden zich bereid om deze problemen aan te pakken. De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) zou de mogelijkheden gaan onderzoeken om een pool van huisartsen op te richten om de capaciteitsproblemen op te vangen. Voor een structurele oplossing voor de problemen heeft zij een convenant gesloten met Zorgverzekeraar VGZ. Deze laatste verzorgt sinds 1988 de ziektekostenverzekering voor asielzoekers onder de naam ZRA, Ziektekostenregeling Asielzoekers.
Voor een beleid op langere termijn is meer inzicht nodig in de werklast van de huisarts per asielzoeker. Weliswaar had men de indruk dat de werklast hoog is, maar er ontbraken geobjectiveerde gegevens. Duidelijk was wel dat de zorgvraag groot is en dat de problemen uiteenlopend zijn. Daarbij zorgen zaken als gebrekkige communicatie, culturele verschillen in beleving van ziekte en gezondheid en soms wantrouwen tegenover artsen (wegens de betrokkenheid van artsen in het land van herkomst bij martelingen) een rol.
Door het gebrek aan gegevens bestaat er behoefte aan een monitoringssysteem rond de huisartsenzorg aan asielzoekers. Onderzocht is nu op welke wijze dit zou kunnen gebeuren.

Huisartsenzorg voor asielzoekers in de praktijk
Asielzoekers hebben jaarlijks gemiddeld 3,7 contacten met de huisarts. Zij doen hiermee geen bijzonder groot beroep op de huisartsenzorg: met ziekenfondsverzekerden heeft de huisarts gemiddeld 4,3 contacten per jaar (LINH, 1998). Het aantal contacten verschilt per centrum als gevolg van de invulling van de taken van de 'toegeleidingsfunctionaris' (meestal een verpleegkundige). Met deze toegeleidingsfunctionaris hebben de asielzoekers gemiddeld 6,5 keer per jaar contact. De helft van de klachten wordt door de toegeleidingsfunctionarissen zelf afgehandeld.
De huisartsen houden zich overwegend met somatische klachten bezig. Mensen met psychosociale problematiek worden doorverwezen binnen het centrum of naar de GGZ. Overigens hebben de meeste huisartsen geen speciaal op asielzoekers gerichte scholing.

De huisartsenzorg is op twee manieren georganiseerd. In veel gevallen houden huisartsen spreekuur in het asielcentrum. Is dit niet het geval, dan bezoeken de asielzoekers de reguliere huisartspraktijk in de omgeving. De meeste bewoners van AZC's hebben dagelijks toegang tot de huisarts. De zorg buiten kantooruren valt onder de gebruikelijke waarnemingsregeling. Wanneer de huisarts spreekuur houdt in het centrum, heeft hij meestal veel contact met de hulpverleners in het centrum. Houdt hij zijn spreekuur buiten het asielzoekerscentrum, dan verloopt het contact overwegend telefonisch en schriftelijk. Dit overleg is gewoonlijk niet geformaliseerd; slechts in twee centra heeft men structureel overleg. In het laatste geval bestaan er gewoonlijk twee medische dossiers van de bewoners: één in het centrum en één in de huisartspraktijk.

Contacten met asielzoekers duren gemiddeld 40% langer dan met andere patiënten. Dit wordt vooral veroorzaakt door communicatieproblemen. Deze ervaart men algemeen als knelpunt voor de huisartsenzorg. In eenderde van de consulten acht men een tolk noodzakelijk; lang niet altijd wordt echter ook daadwerkelijk een tolk ingeschakeld. Bovendien treedt vaak iemand uit de familie- of kennissenkring op als tolk. Het is niet duidelijk hoe betrouwbaar dan de vertaling dan is. Tolken door bekenden is ook nadelig als de patiënt klachten over seksualiteit wil bespreken. Gebruik maken van de professionele tolkentelefoon heeft het nadeel dat dit moeilijk is in te plannen.

Registratie
Over het algemeen is de medische registratie van asielzoekers bruikbaar. Er wordt vaak gebruik gemaakt van een met de International Classification of Primary Care gecodeerde probleemlijst. Alleen is een goede meting van de werklast niet mogelijk doordat de contacten van huisarts en toegeleidingsfunctionaris in de medische dossiers niet te onderscheiden zijn.
Voor de monitoring is daarom een periodieke (jaarlijkse) contactregistratie van enkele weken het meest aangewezen. Elektronische registratie van de zorg voor asielzoekers is vooralsnog niet haalbaar door de hoge kosten en de benodigde tijd voor de ontwikkeling van programmatuur en scholing van toegeleidingsfunctionarissen. Verder zijn er op details verbeteringen in de registratie mogelijk.
Gegevensverzameling