Publicatie

Publicatie datum

Anders of toch niet? Deelname aan de samenleving van mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking.

Cardol, M., Speet, M., Rijken, M. Anders of toch niet? Deelname aan de samenleving van mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking. Utrecht: NIVEL, 2007. 81 p.
Download de PDF
Mensen met een verstandelijke beperking wonen tegenwoordig vaker in woonwijken dan op een instellingsterrein. Voelen ze zich ook beter in de woonwijk? Onderzoek wijst uit dat hun ervaringen en wensen sterk verschillen. Maatwerk lijkt de enige oplossing.

Woonwijk of bos
Mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking nemen steeds meer deel aan de samenleving en willen dat ook. Steeds vaker wonen ze in gewone woonwijken, werken ze bij gewone bedrijven en zijn ze lid van allerlei verenigingen. Wel is hun sociaal netwerk vaak klein. Bijna één op de vijf woont zelfstandig, van wie 13% alleen, 6% met een partner. Het merendeel woont samen met anderen in een woonwijk of op het terrein van een instelling. De ervaringen verschillen sterk. Sommigen vinden het heerlijk om in een woonwijk te wonen, anderen wonen liever op een instellingsterrein in het bos. “Er is niet één oplossing, maatwerk is noodzakelijk”, stelt NIVEL-onderzoeker Mieke Cardol.

Erbij horen
Cardol: “Er is discussie over mensen met een verstandelijke beperking die vereenzamen in woonwijken. Maar in hoeverre is dat inderdaad zo? Mensen die in een woonwijk wonen, hebben vaker het gevoel ‘erbij te horen’ dan mensen op een instellingsterrein. Aan de andere kant zijn er ook die worden gepest door mensen uit de buurt. En hoe prettig iemand zich voelt, is ook afhankelijk van zijn huisgenoten. Deze mensen kiezen elkaar namelijk meestal niet uit om samen te wonen. Een man van 24 jaar die met 7 mensen samenwoont, verwoordt het zo: ‘Het zijn niet mijn beste vrienden.’ Deze mensen wonen bij elkaar, eten iedere maaltijd samen, en ze slapen soms met meerdere mensen op een kamer. Ze hebben weinig privacy.”

Samenleven
Het overheidsbeleid is erop gericht dat iedereen – ook chronisch zieken en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking – kan deelnemen aan de samenleving. Om hierover te kunnen rapporteren aan het ministerie van VWS richtte het NIVEL een panel op van mensen met een verstandelijke beperking (Panel Samen Leven). In het panel deed het NIVEL in 2006 onderzoek naar de deelname aan de samenleving. De verzamelde gegevens kunnen ook de basis vormen van de nulmeting voor de evaluatie van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), die begin dit jaar is ingevoerd.

Terug in de maatschappij
Voor het eerst werden in persoonlijke gesprekken ruim 500 mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking gevraagd naar hun deelname aan de samenleving, hun ervaringen en wensen. De onderzoekers vroegen zowel mensen in woonwijken als in instellingen naar wonen, arbeid, vrije tijd en sociale contacten. Sommige mensen willen ‘niet meer terug in de maatschappij’. Zij zijn niet op hun gemak alleen in de wijk, ontmoeten daar te weinig mensen en voelen zich juist beter binnen de bescherming van een instellingsterrein. Anderen snakken naar meer zelfstandigheid of meer privacy. Zij voelen zich beter als ze alleen wonen, zoals een man van 62 jaar die zegt: “Ik heb 23 jaar in een instelling midden tussen de bossen gezeten, maar ik ben blij dat ik nu tussen de stenen zit.” Cardol: “Uit al deze ervaringen kun je basisvoorwaarden opstellen waaraan het wonen in de wijk moet voldoen om de kans op succes te vergroten.”

Sociale werkplaats of gewoon bedrijf
Voor werken geldt hetzelfde als voor wonen. Een aantal mensen met een verstandelijke beperking vindt het eigen niveau te hoog voor de sociale werkplaats en vindt het werk ook ‘vreselijk dom’. Zij denken dat ze meer kunnen en voelen zich er niet thuis. 20% wil werken met mensen zonder verstandelijke beperking, maar daarentegen wil 63% níet werken met mensen zonder verstandelijke beperking. Zij voelen zich buitengesloten in een regulier bedrijf. De collega’s praten dan niet met hen of keuren hen af. “Ik ben niet lui, maar dan vinden ze me lui”, zegt een man van 19 jaar. NIVEL-onderzoeker Marieke Speet: “Vooral mensen met een lichte verstandelijke beperking schommelen er een beetje tussenin. Ze voelen zich niet thuis bij het een, maar twijfelen over het ander.”

Ondersteuning
Ook in de vrije tijd en sociale contacten is dit dilemma voelbaar. Maar 6% wil heel graag contacten met mensen zonder verstandelijke beperking, terwijl een derde wel graag meer mensen wil zien. Cardol: “Ondersteuning, niet alleen door professionals maar ook door collega’s, buurtgenoten, familie en vrienden, blijkt hierin heel belangrijk. Veel mensen met een verstandelijke beperking hebben nu geen ondersteuning, terwijl uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat die heel belangrijk is voor bijvoorbeeld behoud van werk. Zelfs nog belangrijker dan de mate van verstandelijke beperking. Een derde van de mensen die bij een gewoon bedrijf werkt, heeft nu geen ondersteuning. Om de participatie in de maatschappij van mensen met een verstandelijke beperking te verbeteren, moet meer op goede ondersteuning worden ingezet. Hier ligt een mooie taak voor gemeenten.”
Gegevensverzameling