Publicatie

Publicatie datum

Antibioticaresistentie van uropathogenen bij vrouwen vanaf 70 jaar.

Donker, G.A. Antibioticaresistentie van uropathogenen bij vrouwen vanaf 70 jaar. Huisarts en Wetenschap: 2006, 49(6), 319
Inleiding: Urineweginfecties (UWI’s) behoren tot de meest voorkomende infecties bij vrouwen en de prevalentie stijgt substantieel bij toenemende leeftijd, namelijk van beneden de 70 jaar 5 tot 10% tot ongeveer 20% bij 80-plussers. Ook recidiverende UWI’s komen bij post-menopauzale vrouwen meer voor dan op jongere leeftijd en zijn bovendien onplezierig en kostbaar, en hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Onderzoeksvraag De vraag was welke veroorzakende uropathogenen het meest frequent voorkomen bij vrouwen en voor welke antibiotica die pathogenen het meest sensitief waren. Methode: De deelnemende huisartsen behoorden tot 21 CMR Peilstations van het Nederlands Instituut voor onderzoek in de Gezondheidszorg (NIVEL). In dit onderzoek werd het gebruikelijke urineonderzoek (nitrietstick en leucocyten-esterasetest) en de gebruikelijke therapie geëvalueerd van vrouwelijke patiënten van 70 jaar en ouder met UWI. Ook werd de gevoeligheid voor antibiotica van de meest prevalente uropathogenen onderzocht. Resultaten: De positief-voorspellende waarde van de nitriettest alleen of in combinatie met de leucocyten- esterase-test varieerde van 83% tot 99%. Het aantal voorschriften nitrofurantoïne daalde terwijl het aantal voorschriften fluorchinolonen en co-amoxyclavulaanzuur toenam met de leeftijd. De gevonden uropathogenen waren ook leeftijdsgerelateerd. Escherichia coli (61%), Proteus mirabilis (8%) en Klebsiella pneumoniae (6%) werden het vaakst gevonden. Voor deze uropathogenen werd met uitzondering van Klebsiella pneumoniae de laagste gevoeligheid gevonden voor amoxicilline (69 tot 86%), trimethoprim (73 tot 86%) en cotrimoxazol (77 tot 86%). Beschouwing: Bij vrouwen vanaf 70 jaar zijn de gangbare urinetests in de huisartsenpraktijk betrouwbaar. Aangezien de gevoeligheid voor trimethoprim slechts ongeveer 75 procent was, zou dit middel niet de eerste keuze moeten zijn in de Nederlandse huisartsenpraktijk bij deze groep.
Gegevensverzameling