Publicatie

Publicatie datum

Behoefteraming obstetrici/gynaecologen 1997-2010: een tussenbalans.

Velden, L.F.J. van der, Hingstman, L. Behoefteraming obstetrici/gynaecologen 1997-2010: een tussenbalans. Utrecht: NIVEL, 1999. 42 p.
Download de PDF
Prognoses van de behoefte aan obstetrici en gynaecologen blijken nogal te variëren. Dit is het gevolg van de snel wisselende verwachtingen omtrent bijvoorbeeld het aantal geboorten. Hierdoor verschillen de behoefteramingen uit 1992 en 1997 nogal sterk. Daarom heeft de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), die opdracht tot het opstellen van de ramingen had gegeven, het Nivel opgedragen tweejaarlijks een nieuwe behoefteraming op te stellen. Net als die van 1997 geldt de in 1999 verschenen raming voor 2010.

Op grond van de laatste demografische gegevens mag men een afname van de obstetrische/gynaecologische zorgvraag verwachten van 3%. In 2010 zijn er bij ongewijzigd beleid 757 obstetrici/gynaecologen. Het aandeel vrouwelijke beroepsbeoefenaars, in 1997 nog 18%, zal dan zijn gestegen tot 52%.
Volgens de nieuwe prognoses – opgesteld aan de hand van verschillende scenario's – zijn er evenveel obstetrici/gynaecologen nodig in 2010 als in de prognose van 1997. Wel is de benodigde instroom veranderd in de diverse scenario's. Dit is het gevolg van het aantal artsen dat in de periode tussen 1997 en 1999 feitelijk in de opleiding is ingestroomd, en de kortere tijd die er inmiddels is om ontwikkelingen bij te sturen. In de scenario's waarin relatief weinig mensen hoeven te worden opgeleid, moeten vanaf heden jaarlijks 5 mensen minder instromen. In de scenario's waarvoor volgens de raming van 1997 jaarlijks ongeveer 35 mensen moeten instromen in de opleiding, moeten nog steeds 35 mensen per jaar instromen. Voor de scenario's die volgens de eerdere raming een jaarlijkse instroom van meer dan 35 mensen nodig maakten, moeten volgens de nieuwe raming maximaal vijf mensen per jaar meer instromen.
De scenario's verschillen vooral in het aantal uren dat er per fte gewerkt wordt, het aantal dagdelen per week dat de arts werkt en de omvang van de niet-patiënt gebonden activiteiten.

Afhankelijk van het gevolgde scenario zal er bij ongewijzigd beleid in 2010 een overschot van minimaal 43 obstetrici/gynaecologen zijn, maar is het ook mogelijk dat er dan een tekort bestaat van minimaal 51 obstetrici/gynaecologen. Om te zorgen dat het obstetrici/gynaecologen in 2010 in overeenstemming is met de vraag, zullen er op beleidsniveau keuzes en afspraken gemaakt moeten worden.