Publicatie

Publicatie datum

Cijfers uit de registratie van huisartsen: peiling 1997.

Hingstman, L. Cijfers uit de registratie van huisartsen: peiling 1997. Utrecht: NIVEL, 1997. 28 p.
Download de PDF
Op 1 januari 1997 was het aantal zelfstandig gevestigde huisartsen in Nederland ruim 6900, ongeveer 1 huisarts op 2250 inwoners. Daarmee heeft Nederland, vergeleken met andere Europese landen, naar verhouding weinig huisartsen. In Engeland zijn het er bijvoorbeeld één op de 1850 en in België vindt men één huisarts per 500 inwoners.
Het aantal inwoners per huisarts daalt slechts langzaam, zeker sinds in 1986 een vestigingsbeleid voor huisartsen is ingesteld; van 1975 tot 1985 daalde het aantal inwoners per huisarts van 3000 tot ongeveer 2300, van 1986 tot heden van 2300 tot 2250.
Het aantal vrouwelijke huisartsen stijgt daarentegen; van 4% in 1980 tot 18% nu. Niettemin is van de huisartsen in opleiding 56% vrouw; de zittende huisartsen vormen nog geen afspiegeling van de toekomstige huisartsen.
De solopraktijk neemt langzaam in betekenis af; een daling van 72% solo-huisartsen in 1980 tot 47% in 1997. Vergeleken met Engeland, waar minder dan 10% van de huisartsen in een solopraktijk werkt is dit een hoog getal, verwelken met België (bijna alleen solo-praktijken) een laag getal. De voorkeur van pas afgestudeerde huisartsen gaat niet naar een solopraktijk uit; slechts een op de tien zegt solistisch te willen werken.
Verreweg de meeste huisartsen werken full-time; ruim 80% van de mannen, maar slechts 26% van de vrouwelijke huisartsen; bijna tweederde van de vrouwelijke huisartsen werkt tussen de 40 en 80%.
Huisartsen zijn vrij egaal over Nederland verdeeld; in plattelandsgebieden zitten er wat meer dan in verstedelijkte gebieden (apotheek, bevallingen) en vooral in Flevoland vindt men meer huisartsen dan in de rest van Nederland (één per 1800 inwoners vergeleken met één op 2150 tot 2300 in de overige provincies)
Het aantal praktijkzoekende huisartsen daalt; in 1996 waren dat er nog 700, in 1997 werden er minder dan 600 geteld. Dat kan een tijdelijke 'dip' zijn; in 1994 werd namelijk de duur van de beroepsopleiding van twee naar drie jaar verhoogd, waardoor er in 1996 vooral weinig huisartsen van de beroepsopleiding afkwamen.