Publicatie
Publicatie datum
Cognitive bias and the development of anxiety in children.
Morren, M. Cognitive bias and the development of anxiety in children. Maastricht: Universiteit Maastricht, 2007. 159 p. Proefschrift van de Universiteit Maastricht.
Download de PDF
De informatieverwerkingstheorie van angst gaat er vanuit dat individuen met angst-problemen uitgebreide, snel te activeren cognitieve schema's bezitten rond het thema angst en gevaar. Deze schema's worden verantwoordelijk gehouden voor selectieve informatieverwerking op allerlei gebied, zoals aandachtsbias en interpretatiebias. Er zijn zeer sterke aanwijzingen dat bij volwassenen angst inderdaad geassocieerd is met deze selectieve informatieverwerking. Onderzoek naar het bestaan van selectieve in-formatieverwerking bij kinderen is veel schaarser. In dit proefschrift wordt de rol van selectieve informatieverwerking in de ontwikkeling van angst bij kinderen onderzocht.
Er waren twee hoofddoelen. Allereerst werd de cognitieve inhibitiehypothese van de ontwikkeling van aandachtsbias bij kinderen getest. Volgens deze hypothese is het normaal dat jonge kinderen een aandachtsbias hebben voor dreigende informatie, omdat het hen nog ontbreekt aan het vermogen om dreiging te inhiberen. Normaliter ontwikkelen kinderen dit vermogen geleidelijk naar-mate ze ouder worden, zodat hun aandachtsbias geleidelijk verdwijnt. Wanneer kinde-ren dit inhibitievermogen niet ontwikkelen, kan hun aandachtsbias blijven voortbe-staan. Dit maakt deze kinderen kwetsbaar voor het ontwikkelen van een angststoornis. Als tweede doel van dit proefschrift werd een vorm selectieve interpretatie, te weten emotioneel redeneren, onder de loep genomen. Emotioneel redeneren verwijst naar de geneigdheid om de aanwezigheid van gevaar en dreiging af te leiden uit de eigen angst-gevoelens. Het belang van dit fenomeen is erin gelegen dat angst zichzelf ermee in stand kan houden. Het onderschrijft tevens dat angstgevoelens kunnen worden toege-schreven aan stimuli die toevallig aanwezig zijn, en die tot fobische proporties kunnen uitgroeien. Omdat kinderen op hun ouders afgaan om te bepalen hoe met een bepaalde situatie om te gaan, is voorts het concept ouderafhankelijk redeneren ontwikkeld. Het wordt gedefinieerd als de geneigdheid om de aanwezigheid van gevaar en dreiging af te leiden uit de ouderlijke angstreactie.
Er waren twee hoofddoelen. Allereerst werd de cognitieve inhibitiehypothese van de ontwikkeling van aandachtsbias bij kinderen getest. Volgens deze hypothese is het normaal dat jonge kinderen een aandachtsbias hebben voor dreigende informatie, omdat het hen nog ontbreekt aan het vermogen om dreiging te inhiberen. Normaliter ontwikkelen kinderen dit vermogen geleidelijk naar-mate ze ouder worden, zodat hun aandachtsbias geleidelijk verdwijnt. Wanneer kinde-ren dit inhibitievermogen niet ontwikkelen, kan hun aandachtsbias blijven voortbe-staan. Dit maakt deze kinderen kwetsbaar voor het ontwikkelen van een angststoornis. Als tweede doel van dit proefschrift werd een vorm selectieve interpretatie, te weten emotioneel redeneren, onder de loep genomen. Emotioneel redeneren verwijst naar de geneigdheid om de aanwezigheid van gevaar en dreiging af te leiden uit de eigen angst-gevoelens. Het belang van dit fenomeen is erin gelegen dat angst zichzelf ermee in stand kan houden. Het onderschrijft tevens dat angstgevoelens kunnen worden toege-schreven aan stimuli die toevallig aanwezig zijn, en die tot fobische proporties kunnen uitgroeien. Omdat kinderen op hun ouders afgaan om te bepalen hoe met een bepaalde situatie om te gaan, is voorts het concept ouderafhankelijk redeneren ontwikkeld. Het wordt gedefinieerd als de geneigdheid om de aanwezigheid van gevaar en dreiging af te leiden uit de ouderlijke angstreactie.
The information processing account of anxiety embraces the idea that anxious indi-viduals possess broad cognitive schemas around themes of anxiety and danger, which can be accessed very easily. It is assumed that these schemas bring about a variety of cognitive biases, such as attentional and interpretation bias. The evidence that anxiety is indeed associated with these cognitive biases is overwhelming. For adults, that is; research on the presence of these biases in children is much less prevalent. In this the-sis, the role of cognitive bias in the development of childhood anxiety was considered.
There were two main objectives. First, the cognitive inhibition hypothesis of the de-velopment of attentional bias in children was tested. According to the hypothesis, it is normal for young children to exhibit an atten-tional bias for threatening information, because they have not yet developed the ability to inhibit threat. As children normally develop this ability with age, the bias gradually disappears. However, when children fail to attain inhibitory competency, their atten-tional bias is allowed to persist. This puts them at risk for anxiety disorders. The sec-ond objective of this thesis was to further examine a form of interpretation bias named emotional reasoning, the tendency to infer the presence of danger and being threat-ened from personal feelings of anxiety. The importance of this phenomenon rests in the fact that it illustrates that anxiety is self-perpetuating. It also shows clearly that feelings of anxiety can be attributed to stimuli that just happen to be present, which may eventually grow to phobic proportions. Because children often rely heavily on their parents in determining how to respond to a certain situation, the concept of par-ent-based reasoning was developed, which is the tendency to infer danger and threat from the anxious reaction of a parent.
There were two main objectives. First, the cognitive inhibition hypothesis of the de-velopment of attentional bias in children was tested. According to the hypothesis, it is normal for young children to exhibit an atten-tional bias for threatening information, because they have not yet developed the ability to inhibit threat. As children normally develop this ability with age, the bias gradually disappears. However, when children fail to attain inhibitory competency, their atten-tional bias is allowed to persist. This puts them at risk for anxiety disorders. The sec-ond objective of this thesis was to further examine a form of interpretation bias named emotional reasoning, the tendency to infer the presence of danger and being threat-ened from personal feelings of anxiety. The importance of this phenomenon rests in the fact that it illustrates that anxiety is self-perpetuating. It also shows clearly that feelings of anxiety can be attributed to stimuli that just happen to be present, which may eventually grow to phobic proportions. Because children often rely heavily on their parents in determining how to respond to a certain situation, the concept of par-ent-based reasoning was developed, which is the tendency to infer danger and threat from the anxious reaction of a parent.