Publicatie

Publicatie datum

De ervaren uitkomst van een heupoperatie als indicator voor kwaliteit van zorg: een pilotstudie.

Boer, D. de, Vriens, B., Weert, C. van, Oosterhout, F. van, Delnoij, D. De ervaren uitkomst van een heupoperatie als indicator voor kwaliteit van zorg: een pilotstudie. Utrecht: NIVEL, 2013. 50 p.
Download de PDF
Informatie over kwaliteit van zorg wordt in Nederland in belangrijke mate gegenereerd door patiëntervaringen te meten en te vergelijken tussen zorgaanbieders. Hiervoor worden Consumer Quality Index vragenlijsten gebruikt (CQI of CQ-index) die zich primair richten op ervaringen met communicatie, informatievoorziening, wachttijden etc. Vragen over het effect dat patiënten ervaren van de behandeling komen in beperkte mate voor in de CQ-index en zijn vooralsnog onvoldoende onderbouwd omdat er onduidelijkheid bestaat over de herkomst en validiteit van deze vragen.
Het huidige onderzoek richt zich op de CQ-index heupoperatie en bekijkt hoe de ervaren effect vragen uit die CQ-index zich verhouden tot metingen met de Oxford Hip Score (OHS) in dezelfde populatie. De OHS is een internationaal gerespecteerde vragenlijst om het ervaren effect van een heupoperatie te meten en bevat 12 vragen over bijvoorbeeld de mate waarin de patiënt in staat is om trap te lopen of op te staan uit een stoel. De OHS is in dit onderzoek zowel voor de operatie afgenomen als enkele maanden daarna. Het
ervaren effect op basis van de OHS is berekend als het verschil tussen beide metingen. De ervaren effect vragen uit de CQ-index hebben betrekking op vergelijkbare onderwerpen als de OHS, maar vragen in tegenstelling tot de OHS niet naar de huidige fysieke vermogens, maar naar het verschil in fysieke vermogens ten opzichte van voor de operatie. De CQ-index is dan ook alleen na de operatie afgenomen.
Het project resulteerde in een dataset van 342 patiënten die de voor- en nameting van de OHS hadden ingevuld alsmede de CQ-index. De relatie tussen de OHS en het ervaren effect zoals gemeten met de CQ-index was enigszins beperkt en bedroeg 0,54 (p<0,05).
Dit kwam deels doordat de OHS nauwelijks een plafondeffect vertoonde, terwijl de ervaren effect vragen uit de CQ-index een sterk plafondeffect vertoonden. Daarnaast bleek de voormeting van de OHS informatie te verschaffen die niet in de nametingen vertegenwoordigd was.
Naast de relatie tussen de OHS en de ervaren effect vragen uit de CQ-index is ook bekeken welke achtergrondkenmerken gerelateerd zijn aan het ervaren effect. Dit is van belang wanneer men ziekenhuizen zou willen vergelijken wat betreft het effect dat patiënten ervaren van een heup- of knieoperatie. Bij zo’n vergelijking is het van belang om een statistische correctie toe te passen voor patiëntkenmerken die samenhangen met de uitkomst en ongelijk verdeeld kunnen zijn over ziekenhuizen. Of er sprake was van één of meer comorbiditeiten bleek het meest voorspellende achtergrondkenmerk voor het ervaren effect en komt zodoende in aanmerking als casemix adjuster wanneer men ziekenhuizen zou vergelijken.
Tot slot had dit onderzoek als doel om te kijken naar de logistieke mogelijkheden en uitdagingen met betrekking tot het doen van voor- en nametingen, aangezien voor- en nametingen vrij gebruikelijk zijn in de literatuur over ervaren effect. De logistiek van met name de voormeting is tamelijk lastig gebleken omdat dit bij de zorgaanbieder plaats moet vinden. De zorgaanbieder is namelijk de enige die van tevoren weet dat een patiënt een operatie zal ondergaan. Dit betekent dat het verzamelen van voormetingen bij iedere
zorgaanbieder een onderdeel moet worden van het traject voor de operatie en als zodanig bij alle medewerkers bekend moet zijn. Medewerking van de beroepsgroep is voor het slagen van voormetingen dan ook onontbeerlijk.
Samengevat kan worden gesteld dat de wijze waarop het ervaren effect werd uitgevraagd binnen de CQ-index verbetering behoeft. Het includeren van een voormeting is een interessante, maar logistiek gezien bewerkelijke optie gebleken. (aut. ref.)