Publicatie

Publicatie datum

De omvang en potentiële filterwerking van de optometrist binnen de oogzorg in Nederland: een verkennende analyse op basis van cliëntgegevens van optometriepraktijken en LINH.

Batenburg, R., Hassel, D. van. De omvang en potentiële filterwerking van de optometrist binnen de oogzorg in Nederland: een verkennende analyse op basis van cliëntgegevens van optometriepraktijken en LINH. Utrecht: NIVEL, 2012. 67 p.
Optometristen kunnen een aantal oogklachten vaststellen en behandelen. Zo kunnen zij huisartsen en oogartsen ontlasten, waardoor de oogarts zich kan concentreren op aandoeningen die om specialistische behandeling vragen.

Optometristen vormen een relatief nieuwe beroepsgroep. Een optometrist kan afwijkingen aan de ogen vaststellen en een bril of contactlenzen voorschrijven. Hij sluit mogelijke medische oorzaken van oogafwijkingen uit en kan therapeutische adviezen en oefeningen geven. Als de klachten worden veroorzaakt door een oogziekte, verwijst de optometrist zo nodig door naar de huisarts of oogarts. Het beroep is sinds 2000 in Nederland wettelijk erkend en beschermd onder de wet BIG (wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg). Een optometrist is hoger en breder opgeleid dan een opticien en kan in de eerste lijn ‘als filter’ taken overnemen van de huisarts en oogarts. Het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) deed een verkennend onderzoek naar de omvang en mogelijke ‘filterwerking’ van de optometristenzorg in Nederland. Het onderzoek is gesubsidieerd door de Optometristen Vereniging Nederland (OVN).

Minder doorverwijzen
Optometristen hebben eigen praktijken of werken bij opticiens, in oogklinieken en andere oogzorginstellingen. De optometristen in de eerste lijn zien vooral mensen die bijziend of verziend zijn en mensen met staar. Gemiddeld 4 tot 10% van zijn patiënten verwijst de optometrist naar de oogarts. Uit het onderzoek blijkt dat huisartsen patiënten met dezelfde klachten vaker doorverwijzen dan optometristen. Voor bijvoorbeeld hangende oogleden die het zicht belemmeren, verwijzen huisartsen 32% van de patiënten naar de oogarts en optometristen gemiddeld 10%. Voor klachten met scherpzien en staar verwijzen optometristen ongeveer een derde van het aantal patiënten dat huisartsen daarvoor verwijzen. Voor een aantal andere aandoeningen is dit verschil kleiner. Voor verhoogde oogdruk en klachten door een bril verwijzen optometristen zo’n 70% van het aantal patiënten dat de huisarts doorverwijst.

Afvangen
NIVEL-onderzoeker Ronald Batenburg: “Als het om relatief ongevaarlijke klachten gaat – ook volgens de oogarts – verwijzen optometristen minder snel door naar de oogarts. Door hun specifieke kennis van het oog en oogziekten kunnen zij patiënten in de eerste lijn dus ‘afvangen’. Vooral door diagnose en advies. Als je alles doorrekent, kan het gaan om duizenden patiënten per jaar. Of dit in de praktijk ook zal gebeuren, weten we echter niet. Dit blijft een verkennend onderzoek.”

Onderzoek
De onderzoekers vroegen optometristen en oogartsen welke aandoeningen goed door de optometrist zijn te beoordelen en behandelen, en voor welke moet worden doorverwezen naar de oogarts. Vervolgens keken ze specifiek naar verwijzing voor deze aandoeningen in de cliëntgegevens van 8 optometriepraktijken verspreid over Nederland en 18 optometriepraktijken in de regio Rijnmond. Verwijzingen voor dezelfde soort aandoeningen in de huisartsenpraktijk werden geanalyseerd met gegevens uit het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH). Dit netwerk telt 84 huisartspraktijken met meer dan 335.000 patiënten. In deze huisartspraktijken worden continu gegevens over aandoeningen, aantallen contacten, verrichtingen, geneesmiddelvoorschriften en verwijzingen verzameld.