Publicatie

Publicatie datum

Depressie bij verpleeghuisbewoners met dementie: de Plezierige-Activiteiten-Methode.

Verkaik, R., Francke, A.L. Depressie bij verpleeghuisbewoners met dementie: de Plezierige-Activiteiten-Methode. In: B. van Meijel; GGZ-verpleekunde in de praktijk. 2016. De Tijdstroom: Utrecht. Deze publicatie is te vinden op de website van de uitgever. p. 219-229.
Comorbide depressie hangt samen met een verminderde kwaliteit van leven, meer gebruik van gezondheidszorg en hogere sterftecijfers van mensen met dementie, evenals met verminderd welzijn van professionele zorgverleners en mantelzorgers. De prevalentiecijfers van depressie bij dementie lopen uiteen van 15 tot 50%. Herkenning van depressie bij dementie is complex en als gevolg daarvan is er veel onderdiagnostiek. De complexiteit wordt veroorzaakt door een aantal factoren:
- sommige symptomen van dementie en depressie overlappen (bijvoorbeeld apathie);
- mensen met dementie hebben vaak moeite zich uit te drukken, vooral in de latere stadia van dementie;
- depressie bij dementie is kwalitatief anders dan depressie bij niet-demente ouderen

In 2002 publiceerde een groep Amerikaanse deskundigen specifieke criteria voor de­pressie bij dementie: de Provisional Diagnostic Criteria for Depression in Alzheimer Disease (PDC-DAD). Volgens die criteria is depressie bij dementie anders dan majeure depressie (major depression) voor wat betreft het type en de intensiteit van de symptomen. Specifieke symptomen van depressie bij dementie zijn irritatie en sociaal isolement/terugtrekking. Een ander belangrijk verschil is dat voor depressie bij dementie de aanwezigheid van ten minste drie symptomen vereist zijn (in plaats van vijf bij majeure depressie) en dat symptomen niet dagelijks aanwezig hoeven te zijn.
Op psychogeriatrische verpleeghuisafdelingen ligt de prevalentie van depressie bij dementie rond de 20% Herkenning van depressie bij dementie is bij bewoners van psychogeriatrische verpleeghuisafdelingen extra lastig, omdat de meesten zich in de laatste stadia van dementie bevinden en zich niet duidelijk verbaal kunnen drukken. Uit onderzoek blijkt dat verzorgenden depressie bij mensen met dementie op psychogeriatrische afdelingen slechts in 55% van de gevallen herkennen. Herkenning door andere disciplines, zoals artsen, is zelfs nog lager.
Er is weinig bekend over de etiologie van depressie bij dementie. Waarschijnlijk wordt depressie bij dementie deels veroorzaakt door neurologische veranderingen als gevolg van de dementie en deels door psychologische reacties op de aanwezigheid van dementie. Een theorie die het ontstaan van depressie bij mensen met dementie kan verklaren is de Integrative Theory of Depression van Lewinsohn en anderen (1985).