Publicatie

Publicatie datum

Doorrekening van het centralisatiescenario voor forensisch medisch onderzoek en lijkschouw: rapport II voor de Commissie Hoes.

Batenburg, R., Versteeg, S., Hansen, J., Spijker, V. van. Doorrekening van het centralisatiescenario voor forensisch medisch onderzoek en lijkschouw: rapport II voor de Commissie Hoes. www.nivel.nl: NIVEL, 2017. 43 p.

Download de PDF
Dit rapport beschrijft de resultaten van een vervolgonderzoek gebaseerd op de vraag van de Commissie Hoes of een ‘centralisatie-scenario’ uitvoerbaar is voor het garanderen van een adequate organisatie van forensisch medisch onderzoek (FMO) en lijkschouw in Nederland. Het centralisatie-scenario dat onderzocht is voor dit rapport gaat uit van centrale aansturing van de inzet van forensisch artsen en de volgende vijf voorwaarden die de Commissie heeft geformuleerd:
• de forensisch artsen werken binnen één centrale (overheids)organisatie die forensisch medisch onderzoek en lijkschouw levert in het hele land;
• deze organisatie heeft zo min mogelijk locaties (dependances/nevenvestigingen);
• elke forensisch arts besteedt minimaal 16 uur dan wel minimaal 24 uur per week aan forensisch medisch onderzoek en lijkschouw;
• er zijn op elke locatie te allen tijde forensisch artsen beschikbaar (24 uur/dag, 7 dagen per week);
• de aanrijtijd van forensisch artsen is zo kort mogelijk (idealiter tussen de 1 à 2 uur) om service te kunnen garanderen.
Voordat het centralisatie-scenario is onderzocht zijn eerst de kosten van de huidige inrichting en organisatie en de vraag naar forensisch medisch onderzoek en lijkschouw in Nederland bepaald. Op basis van verschillende bronnen kan geconcludeerd worden dat de landelijke uitvoering van FMO naar schatting 2,5 miljoen en lijkschouw 5 miljoen euro op jaarbasis kost. Daarbij gaat het om ongeveer 15.000 FMO-zaken per jaar (met bloed/urine/DNA-afname, letselbeschrijving en zedenonderzoek als belangrijkste onderdelen) en 16.000 lijkschouwen inclusief euthanasiegevallen. Het aantal FMO-zaken en lijkschouwen dat jaarlijks wordt uitgevoerd is ongelijk verdeeld over de politieregio’s. Ook als we rekening houden met het aantal inwoners en de urbanisatiegraad van de regio blijven er opvallende verschillen tussen regio’s bestaan.
Het aantal FMO-zaken veranderde nauwelijks in de afgelopen jaren, maar het aantal lijkschouwen en vooral het aantal lijkschouwen gerelateerd aan euthanasie steeg jaarlijks fors. Er zal dus in de toekomst eerder sprake zijn van een toenemende, dan van een afnemende vraag naar forensisch artsen in Nederland.
Op basis van de vijf hierboven genoemde voorwaarden is het centralisatie-scenario in twee simulatiemodellen vertaald. Het eerste simulatiemodel is opgesteld om op basis van landelijke locatie- en aanrijtijden-data te berekenen wat de optimale locaties zijn vanuit waar iedere Nederlander gemiddeld binnen twee uur bereikt kan worden. Hierbij zijn inwoners van de Waddeneilanden buiten het model gelaten en is uitgegaan van het meest pessimistische tijdstip om aan te rijden. Uit deze simulatie komen vier locatievarianten naar voren bestaande uit twee, drie en vier optimale locatiecombinaties binnen Nederland. Tevens is een variant doorgerekend waarin een logistiek-optimale uitrijlocatie is berekend binnen elk van de 10 politieregio’s in Nederland.
Een tweede simulatiemodel is daarna opgesteld om voor deze vier locatievarianten met twee, drie, vier en tien locaties, door te rekenen hoeveel forensisch artsen er nodig zijn om continue en landelijk te voldoen aan de vraag naar (in totaal ruim 30.000) FMO-zaken en lijkschouwen per jaar. Conform de randvoorwaarden van het centralisatie-scenario is dit gecombineerd met twee tijdsbestedings-varianten: forensisch artsen besteden 16 of 24 uur per week aan FMO en lijkschouw. De uitkomsten van de in totaal acht varianten kunnen vanuit verschillende doelstellingen worden geïnterpreteerd.
Is het doel de centralisatie met zo min mogelijk locaties in te richten, dan is de uitkomst dat er 249 forensisch artsen op jaarbasis nodig zijn om alle FMO-zaken en lijkschouwen in Nederland te gaan uitvoeren met Tilburg en Lelystad als de logistiek meest optimale uitvalsbasis. Gaan we er vanuit dat forensisch artsen niet 16 maar 24 uur per week aan FMO en lijkschouw besteden, dan is het aantal benodigde artsen flink lager: 166 per jaar.
Is het doel de centralisatie uit te voeren met zo min mogelijk forensisch artsen, dan is de uitkomst van de doorgerekende varianten dat de vier-locatie-combinatie Assen, Leiden, Venlo en Goes het meest optimaal. Besteden forensisch artsen binnen deze variant 16 uur per week aan FMO en lijkschouw dan zijn 225 forensisch artsen op jaarbasis nodig. Is dat 24 uur per week dan is het aantal benodigde artsen 150. Ook kan binnen de doorgerekende varianten gekeken worden naar de laagste gemiddelde aanrijtijd als doel, waarbij duidelijk wordt dat de tien-locatie-varianten hierbij het meest optimaal zou zijn. Daar staat tegenover dat voor deze variant meer forensisch artsen nodig zijn (275 bij 16, en 171 bij 24 uur per week). Ook het deel van de diensttijd dat tussen twee oproepen bestaat is bij de tien-locatie-variant hoger dan bij de twee-, drie- en vier-locatievarianten (42% versus 23%-28%). De invulling van het centralisatie-scenario is dus een kwestie van het afwegen van verschillende doelen, waarbij de verschillende ‘prestaties’ van elke variant tegen elkaar afgewogen moeten worden.
De uitkomsten van de simulaties kunnen ook gelegd worden naast de huidige capaciteit, welke bestaat uit 242 forensisch artsen die gemiddeld 16 uur per week aan FMO en lijkschouw besteden. Deze capaciteit zou op dit moment voldoen voor de hiervoor genoemde drie- en vier-locatie-varianten. Indien het aantal forensisch artsen de komende jaren zal afnemen terwijl de instroom en uitstroom blijft zoals die nu is, zal er over twee jaar echter niet genoeg capaciteit zijn om de gesimuleerde locatie-combinaties te bemensen. Dat zal wel het geval zijn als de tijdsbesteding aan FMO en lijkschouw per forensisch arts zou toenemen van 16 naar 24 uur per week.
Het centralisatie-scenario voor FMO en lijkschouw is, gegeven alle randvoorwaarden en aannamen die gedaan zijn binnen de simulatiemodellen, in theorie uitvoerbaar. Er zijn hierbij verschillende varianten beschikbaar om dit scenario vorm te geven. De varianten die in dit onderzoek zijn doorgerekend geven aan dat de benodigde capaciteit niet extreem afwijkt van de capaciteit die nu beschikbaar is. Hiermee is echter nog niets gezegd over de concrete haalbaarheid van het centralisatie-scenario. Het verkennen en realiseren van het centralisatie-scenario zal tijd, voorbereiding en afstemming vergen waarbij met veel factoren rekening gehouden dient te worden. Een aantal van deze factoren hebben betrekking op de capaciteit, instroom, uitstroom en huidige gewenste/gerealiseerde werktijd per week van de huidige en toekomstige forensisch artsen. Ook dient rekening te worden gehouden met de bestaande taakopvattingen en visies op de forensische geneeskunde het bestaande krachtenveld, en de bestaande organisatie en werksituatie van forensisch artsen. Een verdere verkenning van het centralisatie-scenario vergt dus tijd, investering en aandacht voor niet alleen de technische-rationele, maar ook de sociaal-organisatorische aspecten.