Publicatie

Publicatie datum

Eerste evaluatie Jeugdwet: na de transitie nu de transformatie.

Friele, R.D., Bruning, M.R., Bastiaanssen, I.L.W., Boer, R. de, Bucx, A.J.E.H., Groot, J.F. de, Pehlivan, T., Rutjes, L., Sondeijker, F., Yperen, T.A. van, Hageraats, R. Eerste evaluatie Jeugdwet: na de transitie nu de transformatie. Den Haag: ZonMw, 2018. 637 p.
Download de PDF
Vanaf 1 Januari 2015 is de Jeugdwet van kracht1. Het doel van de Jeugdwet wordt als volgt omschreven: “Het doel …. is om het jeugdstelsel te vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te maken, met het uiteindelijke doel het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezien en sociale omgeving”2. Daarvoor is een transformatie nodig in de hulp die aan gezinnen wordt geboden, meer gericht op preventie, het bieden van juiste, integrale, hulp op maat voor gezinnen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen
kracht van gezinnen en hun sociale omgeving en er meer ruimte is voor professionals door vermindering van de regeldruk. De bestuurlijke en financiële randvoorwaarde om dit te realiseren is de decentralisatie van alle vormen van jeugdhulp naar de gemeente, zo wordt in de memorie van toelichting gesteld 3. De Jeugdwet heeft daarnaast ook nog als doel om ieder kind te verzekeren van de bescherming en zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn en toegang tot voorzieningen voor gezondheidszorg (art. 3 en 24 Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind).

Zelfs uit deze compacte beschrijving wordt al duidelijk dat de doelen van de Jeugdwet ambitieus en ook divers zijn en de ingezette veranderingen complex, met als dominante element de decentralisatie van alle vormen van jeugdhulp naar de gemeente.

Artikel 12.2 van de Jeugdwet bepaalt dat binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de wet aan de
Staten-Generaal een verslag wordt gezonden over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in
de praktijk. In een motie in de Kamer is vastgesteld dat het hierbij om een tussenevaluatie gaat. Dit
verslag ligt voor u.

In dit inleidende hoofdstuk gaan we, op hoofdlijnen, in op het domein waarop de Jeugdwet
betrekking heeft, op de doelen van de Jeugdwet en op de assumpties achter de Jeugdwet: Wat zijn de
verwachtingen van de wetgever over de werking van de Jeugdwet en de daarmee gepaard gaande decentralisatie en hoe dragen deze bij aan de gestelde doelen? Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van de opzet van deze evaluatie. (aut. ref.)