Publicatie
Publicatie datum
Jaarrapport LINH 1998: contactfrequenties en verrichtingen in het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH).
Bakker, D. de, Abrahamse, H., Hoogen, H. van den, Braspenning, J., Althuis, T. van, Rutten, R. Jaarrapport LINH 1998: contactfrequenties en verrichtingen in het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH). Utrecht/Nijmegen: NIVEL, Landelijke Huisartsen Vereniging, Nederlands Huisartsen Genootschap, Werkgroep Onderzoek Kwaliteit, 1999. 66 p.
Download de PDF
Hoewel de huisarts als poortwachter een algemeen erkende plaats inneemt in het Nederlandse gezondheidszorgsysteem, is er op continue basis nog betrekkelijk weinig bekend van wat er in de huisartspraktijk omgaat. Om aan dit gebrek tegemoet te komen is in 1991 het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH) opgezet door het Nivel en de Werkgroep Onderzoek Kwaliteit huisartsgeneeskunde (WOK) tezamen met de beroepsorganisaties LHV en NHG. Dit gebeurde in opdracht van het ministerie van WVC. In het LINH worden continu gegevens verzameld over de huisartspraktijk. In het derde jaarrapport van het LINH komen de contactfrequenties en verrichtingen in de huisartspraktijk aan de orde.
Contactfrequenties
De eerder gesignaleerde trend dat men steeds vaker naar de huisarts gaat, zet zich voort. De contactfrequentie met de huisartspraktijk in 1998 is gemiddeld 6,2 maal per patiënt. Een stijging ziet men in alle categorieën patiënten. Van de contacten neemt de huisarts het overgrote deel voor zijn rekening (de rest van de contacten handelt de praktijkassistente af). Veel contacten hebben te maken met het voorschrijven van medicamenten en het aanvragen van herhalingsrecepten. Het is mogelijk dat de in 1999 ingevoerde beperking in het geneesmiddelenpakket de contactfrequentie blijkt te verlagen.
Het voorschrijven van geneesmiddelen
Het aantal voorschriften is in 1998 gestegen van 5,2 naar 5,4 per patiënt. Dit is een minder grote stijging dan het jaar ervoor. Overigens zou de toename (deels) verklaard kunnen worden door de wijze van registratie door de huisartsen.
Verwijzingen naar de nieuwe lijn
In het patroon van verwijzingen naar de specialist zijn duidelijk veranderingen aan de gang. Bij de ziekenfondsverzekerden is er een dalende trend, terwijl er bij de particulier verzekerden juist een stijgende trend waar te nemen is. Bij de eerstgenoemden daalde het aantal verwijzingen per duizend verzekerden van 202 in 1996 via 181 in 1997 naar 175 in 1998. Bij de particulier verzekerden steeg daarentegen het aantal verwijzingen per duizend verzekerden van 94 in 1996 via 102 in 1997 naar 107 in 1998.
Een algemene trend is een daling van het aantal verwijzingen naar psychiatrie. Dit is in twee jaar tijd ongeveer 40% lager geworden. Deze daling wordt slechts voor een deel gecompenseerd door een groter aantal verwijzingen naar de RIAGG.
Het aantal verlengingsbewijzen voor ziekenfondsverzekerden is in diezelfde periode eenderde gedaald is tot 78 per duizend verzekerden. Een verklaring hiervoor is mogelijk dat de zorgverzekeraars de verwijzingssystemen iets anders hanteren.
Verwijzingen binnen de eerste lijn
Het aantal verwijzingen naar de fysiotherapeut bedraagt 76 per duizend patiënten. Bij ziekenfondspatiënten is het aantal verwijzingen iets toegenomen en bij de particulier verzekerden iets afgenomen. Er is een relatieve toename van verwijzingen naar een oefentherapeut. Dit laatste is conform de NHG-standaard voor lage rugpijn.
Contactfrequenties
De eerder gesignaleerde trend dat men steeds vaker naar de huisarts gaat, zet zich voort. De contactfrequentie met de huisartspraktijk in 1998 is gemiddeld 6,2 maal per patiënt. Een stijging ziet men in alle categorieën patiënten. Van de contacten neemt de huisarts het overgrote deel voor zijn rekening (de rest van de contacten handelt de praktijkassistente af). Veel contacten hebben te maken met het voorschrijven van medicamenten en het aanvragen van herhalingsrecepten. Het is mogelijk dat de in 1999 ingevoerde beperking in het geneesmiddelenpakket de contactfrequentie blijkt te verlagen.
Het voorschrijven van geneesmiddelen
Het aantal voorschriften is in 1998 gestegen van 5,2 naar 5,4 per patiënt. Dit is een minder grote stijging dan het jaar ervoor. Overigens zou de toename (deels) verklaard kunnen worden door de wijze van registratie door de huisartsen.
Verwijzingen naar de nieuwe lijn
In het patroon van verwijzingen naar de specialist zijn duidelijk veranderingen aan de gang. Bij de ziekenfondsverzekerden is er een dalende trend, terwijl er bij de particulier verzekerden juist een stijgende trend waar te nemen is. Bij de eerstgenoemden daalde het aantal verwijzingen per duizend verzekerden van 202 in 1996 via 181 in 1997 naar 175 in 1998. Bij de particulier verzekerden steeg daarentegen het aantal verwijzingen per duizend verzekerden van 94 in 1996 via 102 in 1997 naar 107 in 1998.
Een algemene trend is een daling van het aantal verwijzingen naar psychiatrie. Dit is in twee jaar tijd ongeveer 40% lager geworden. Deze daling wordt slechts voor een deel gecompenseerd door een groter aantal verwijzingen naar de RIAGG.
Het aantal verlengingsbewijzen voor ziekenfondsverzekerden is in diezelfde periode eenderde gedaald is tot 78 per duizend verzekerden. Een verklaring hiervoor is mogelijk dat de zorgverzekeraars de verwijzingssystemen iets anders hanteren.
Verwijzingen binnen de eerste lijn
Het aantal verwijzingen naar de fysiotherapeut bedraagt 76 per duizend patiënten. Bij ziekenfondspatiënten is het aantal verwijzingen iets toegenomen en bij de particulier verzekerden iets afgenomen. Er is een relatieve toename van verwijzingen naar een oefentherapeut. Dit laatste is conform de NHG-standaard voor lage rugpijn.
Gegevensverzameling