Publicatie

Publicatie datum

Kerngegevens Zorg 2007: Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten.

Lemmens, L., Spreeuwenberg, P., Rijken, M. Kerngegevens Zorg 2007: Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten. Utrecht: NIVEL, 2008. 81 p.
Download de PDF
Chronisch zieken hebben steeds vaker contact met praktijkondersteuners in de huisartsenpraktijk (POH) of gespecialiseerd verpleegkundigen. Tien jaar geleden werd de chronische zorg nog vrijwel uitsluitend door huisartsen en medisch specialisten verleend, tegenwoordig komen veel chronisch zieken voor controle bij een verpleegkundige.

Multidisciplinaire zorg
In 1999 bezocht 14% van de chronisch zieken een gespecialiseerd verpleegkundige, in 2004 was dat 26% en in 2006 al 31%. Voor patiënten met diabetes is dit nog fors hoger. In 1999 had de helft van de diabetespatiënten contact met een diabetesverpleegkundige, in 2004 was dit opgelopen tot 70% en in 2006 was dit al meer dan driekwart (76%), zo blijkt uit onderzoek van het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg). Eenzelfde beeld is te zien bij het contact met praktijkondersteuners in de huisartsenpraktijk: 32% van de totale groep chronisch zieken kwam in 2006 bij een praktijkondersteuner, van de diabetespatiënten was dat 65%. NIVEL-onderzoeker Mieke Rijken: “Waarschijnlijk komt dit doordat de diabeteszorg een voorloper is in de ontwikkeling en implementatie van disease management programma’s, waarbij een multidisciplinaire aanpak voorop staat. In de zorg voor andere chronische ziekten worden ook steeds vaker andere zorgverleners dan artsen betrokken.”

Meer aandacht
Diabeteszorg regelen patiënten voor een groot deel thuis. Ze meten hun bloedsuikerwaarde en dienen zichzelf insuline toe. De meeste patiënten gaan een keer per drie maanden voor controle naar de huisarts. Inmiddels worden de gewone controles vaak door de praktijkondersteuner of een diabetesverpleegkundige gedaan. Zij hebben meer tijd voor de voorlichting en de ondersteuning van de zelfzorg dan de huisarts. Ze leggen patiënten uit hoe ze hun bloedsuikerwaarde kunnen meten, hoe ze insuline moeten toedienen en waar ze verder op moeten letten, zoals voeding, bewegen en stoppen met roken. Een praktijkondersteuner of diabetesverpleegkundige kan deze patiënten gericht de benodigde extra aandacht geven. Rijken: “Dat betekent niet dat chronische patiënten hun huisarts niet meer zien. Integendeel, uit onze gegevens blijkt dat meer dan 90% van hen contact heeft met een huisarts en dit is niet anders dan tien jaar geleden. Wel zien we een geringe daling in het aantal contacten dat ze met de huisarts zelf hebben, maar dat zijn er nog altijd gemiddeld zo’n vijf per jaar bij deze groep. De huisarts houdt dus echt wel de vinger aan de pols.”

NPCG
Het onderzoek is uitgevoerd binnen het Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten (NPCG). Dit bestaat uit ruim 3.500 zelfstandig wonende mensen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking van 15 jaar en ouder. Het panel is een representatieve afspiegeling van deze groep. In het NPCG worden continu gegevens verzameld over de kwaliteit van leven, de zorg en de maatschappelijke situatie van mensen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking.