Publicatie

Ondersteuning en participatie van mensen met een lichamelijke beperking: een jaar na de invoering van de Wmo. Participatie.

Cardol, M., Rijken, M., Klerk, M. de. Ondersteuning en participatie van mensen met een lichamelijke beperking: een jaar na de invoering van de Wmo. Participatie. In: A.M. Marangos, M. Cardol, M. de Klerk. Ondersteuning en participatie van mensen met een lichamelijke beperking: een jaar na de invoering van de Wmo. Den Haag: SCP, 2008. p. 41-48.
De participatie van mensen met een matige of ernstige beperking is in 2007 vrijwel onveranderd ten opzichte van 2006. Mensen met een ernstige beperking participeren in beide jaren minder dan mensen met een matige beperking (zij komen bijvoorbeeld minder vaak buiten, hebben minder vaak betaald werk en maken minder gebruik van het openbaar vervoer), maar vinden participatie niet minder belangrijk. Hoewel 80%-90% van de mensen met matige tot ernstige beperkingen minimaal wekelijks sociaal contact heeft, is ruim 40% niet tevreden met hun contacten. Vooral hoger opgeleide jongeren zijn ontevreden. Mensen met een beperking vinden het vooral belangrijk om te kunnen gaan en staan waar zij willen, te wonen in het gewenste type woning, gebruik te maken van voorzieningen in de buurt (bibliotheek, winkels, postkantoor e.d.), de vrijetijdsactiviteiten te kunnen doen die zij willen en genoeg sociale contacten te hebben. Hoog opgeleiden vinden het belangrijker dan laag opgeleiden om naar eigen behoefte te kunnen participeren. Het is nog te vroeg voor conclusies. Pas wanneer participatie-indexcijfers over een reeks jaren kunnen worden vergeleken, is het mogelijk uitspraken te doen over de invloed van de Wmo op de participatie van mensen met een beperking. Wel valt op dat de openbare ruimte en publieke voorzieningen vaak voor toegankelijkheidsproblemen zorgen. Gevraagd wat hun participatie zou kunnen faciliteren noemen mensen met een beperking het vaakst het vervoer en de toegankelijkheid van gebouwen. Ongeveer 30% van de mensen met een matige beperking en 15% van de mensen met een ernstige beperking maakt gebruik van het openbaar vervoer, terwijl ongeveer de helft aangeeft het belangrijk te vinden dit te kunnen doen. Van oudsher is de openbare ruimte een taak van gemeenten en het lijkt er op dat hier winst te behalen is. Belemmeringen bij de toegankelijkheid en bruikbaarheid van openbare voorzieningen kunnen verklaren waarom mensen met een ernstige lichamelijke beperking niet dagelijks buiten komen, zelden buurtfacili-teiten gebruiken of hier ontevreden over zijn. Ook voor vrijetijdsbesteding zijn toegankelijke cafés, restaurants en uitgaansgelegenheden een belangrijke voorwaarde voor mensen met een beperking. Iets meer dan de helft van de mensen met een matige of ernstige beperking denkt meer activiteiten te doen als gemeenten meer ondersteuning bieden. Dit geldt vooral voor mensen met een ernstige beperking en mensen met een laag inkomen.(aut. ref.)