Publicatie

Publicatie datum

Orthopedie in de Nederlandse gezondheidszorg: vraag en aanbod in een maatschappelijk perspectief.

Adam, S.G.M., Delnoij, D.M.J., Groenewegen, P.P. Orthopedie in de Nederlandse gezondheidszorg: vraag en aanbod in een maatschappelijk perspectief. Utrecht: NIVEL, 2000. 49 p.
Download de PDF
Klachten en aandoeningen aan het steun- en bewegingsapparaat (SBA), zoals artrose (met name van de heup, de knie en de wervelkolom) en rugklachten, komen zeer veel voor. Zo hebben ruim 20% van de mannen en 23% van de vrouwen tussen 25 en 64 jaar last van nek- en rugklachten. Voor artrose zijn de cijfers respectievelijk 3 en 4%. Door de vergrijzing zal dit aantal nog toenemen: naar verwachting met 35% in de periode 1990-2010. In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning beschouwt men artrose als de vermoedelijk meest voorkomende aandoening in 2010. Aandoeningen aan het SBA veroorzaken vaak beperkingen in de bewegingsmogelijkheden van de patiënt en daardoor in zijn zelfstandigheid. De maatschappelijke kosten zijn hoog: 35% van de kosten van ziekteverzuim en 31% van de kosten van arbeidsongeschiktheid worden veroorzaakt door aandoeningen van het SBA. Zes procent van het totale budget voor de gezondheidszorg (dat wil zeggen ƒ 3,5 miljard) wordt besteed aan zorg bij klachten aan het SBA.

Vraag en aanbod
De orthopedie houdt zich bezig met de diagnosticering en behandeling van klachten en aandoeningen aan het SBA. Voor veel klachten is een orthopedisch-chirurgische ingreep niet nodig, en ook zijn niet alle klachten medisch te behandelen. Maar bij klachten die wel door orthopedisch chirurgen behandeld moeten worden stuit men op de lange wachttijden. Als aanvulling op eerder behoefteramingsonderzoek is de vraag naar orthopedische zorg nader bestudeerd, zowel op het niveau van de individuele zorgvrager als dat van de samenleving.

Relatief vrij vaak (in iets meer dan 9% van de gevallen) wordt bij problemen met het SBA naar de medisch specialist doorverwezen. Het 'selectieproces' kost nogal wat tijd: patiënten met heupklachten bijvoorbeeld gaan pas na twee jaar naar de huisarts. Gemiddeld blijven zij acht maanden onder behandeling van de huisarts voordat zij naar de specialist worden doorverwezen. Opmerkelijk is dat niet alle patiënten vertrouwen hebben in de huisarts: 20 tot 30% van de patiënten zoekt op eigen initiatief, zonder verwijzing door de huisarts, de hulp van een orthopedisch chirurg. Deze patiënten hebben lang niet altijd een aandoening waarvoor orthopedische zorg nodig is. Bij patiënten die verwezen werden door hun huisarts is dit veel vaker het geval. Uit oogpunt van beleid en kosten is een verwijzing door de huisarts dus wenselijker.

Sinds 1970 is het aantal orthopedisch chirurgen sterk toegenomen, maar de afgelopen jaren blijft de groei van hun aantal toch achter bij de vraag. Naar aanleiding van de in 1997 verschenen behoefteramingsstudie is het aantal opleidingsplaatsen uitgebreid van 57 naar 90.

Wachtlijsten
Vraag en aanbod zijn slecht op elkaar afgestemd. De vraag naar orthopedische zorg is groter dan het aanbod. Dit leidt tot het ontstaan van wachtlijsten.
Patiënten worden via een indicatiestelling geselecteerd voor een operatieve ingreep. Vervolgens komen zij dan op een wachtlijst. Een wachtlijst kan gebruikt worden om doelmatiger te kunnen plannen. Maar wanneer de maximaal aanvaardbare wachttijd wordt overschreden, zoals bij de orthopedie, worden wachtlijsten problematisch.
Problematische wachtlijsten hebben verschillende ongewenste effecten. Tijdens de wachttijd kan de gezondheidstoestand van patiënten verslechteren, met gevolgen voor hun dagelijks functioneren. Lange wachttijden kunnen ook een negatieve uitwerking hebben op de gezins- en werksituatie van de patiënt. Bovendien leidt een lange wachttijd door extra ziekteverzuim en een grotere kans op instroom in de WAO tot extra kosten voor de werkgever en de sociale zekerheid.
Ook het beleid draagt bij tot deze problematiek. Zo hebben de budgettering en de invoering van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst tot gevolg dat er binnen hetzelfde tijdsbestek minder patiënten behandeld worden, waardoor de wachttijden toenemen. Door diverse maatregelen van het Ministerie van VWS zijn de wachtlijsten de afgelopen jaren wat korter geworden. De vrees bestaat echter dat die maatregelen vooral een kortetermijneffect hebben en dat zonder structurele maatregelen de wachtlijsten in de nabije toekomst weer langer worden.