Publicatie

Publicatie datum

Sterfte aan kanker en andere chronische aandoeningen: kenmerken in 2006 en trends vanaf 1996.

Velden, L.F.J. van der, Francke, A.L., Hingstman, L., Willems, D.L. Sterfte aan kanker en andere chronische aandoeningen: kenmerken in 2006 en trends vanaf 1996. Utrecht: NIVEL, 2007. 42 p.
Download de PDF
Thuis sterven
In 2006 is 32% van de mensen met kanker of andere chronische aandoeningen thuis gestorven; 27% stierf in het ziekenhuis, 25% in het verpleeghuis en 15% elders. Dat is opmerkelijk omdat in de wetenschappelijke literatuur de plaats van sterven meer en meer als een belangrijke kwaliteitsindicator voor goede palliatieve zorg wordt gezien. Thuis sterven stelt mensen in staat zo lang mogelijk de regie te behouden over hun eigen leven. Onderzoek uit 2005 liet zien dat 73% van de algemene bevolking thuis de beste plaats vindt om te sterven voor mensen die ongeneeslijk ziek zijn. Ook terminale patiënten zelf geven veelal aan thuis te willen sterven.

Zorgvraag
Het Ministerie van VWS heeft palliatieve zorg als belangrijk speerpunt. Net als in vorige kabinetsperiodes wordt palliatieve zorg gezien als zorg die waar mogelijk thuis gegeven moet worden en anders zo ‘thuis’ mogelijk. Met subsidie van het ministerie van VWS deed het NIVEL onderzoek naar de niet-acute sterfte in Nederland op basis van gegevens van het CBS. Doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in hoe de sterfte aan kanker en andere chronische aandoeningen zich ontwikkelt en wat voor consequenties dat kan hebben voor de vraag naar palliatieve zorg.

Opname
Het aandeel patiënten dat in een ziekenhuis sterft lijkt iets te zijn afgenomen, het aandeel dat sterft in een verpleeghuis is iets toegenomen, stelt NIVEL-onderzoeker Anneke Francke: “Toch sterft nog steeds bijna eenderde in het ziekenhuis. Dit impliceert dat patiënten in de palliatieve fase nog zijn opgenomen. Het is bekend dat er thuis in de laatste week soms nog crisissituaties ontstaan, doordat de symptomen te ernstig worden en onvoldoende kunnen worden bestreden of de mantelzorg het niet meer aankan. Extra aandacht voor ondersteuning van mantelzorgers is dus essentieel.”

Allochtoon sterft liever in het ziekenhuis
Bijna 90% van de overledenen had een Nederlandse herkomst, 8% was westers allochtoon, 2% niet-westers allochtoon. Niet-westerse allochtonen overlijden even vaak thuis als autochtone Nederlanders. Maar zij overlijden relatief vaak in het ziekenhuis en weinig in een verpleeg- of verzorgingshuis. Francke: “Dit hangt deels samen met de leeftijdsopbouw, voor een ander deel waarschijnlijk met het feit dat veel mensen uit bijvoorbeeld Turkije en Marokko negatief oordelen over opname in een verpleeg- of verzorgingshuis. In deze culturen is het voor velen een schande om oudere familieleden te laten opnemen. Een ziekenhuisopname heeft echter een medische noodzaak en wordt niet primair gezien als vervanging van familiezorg. Wat sterven in het ziekenhuis acceptabeler maakt.”

Niet acute sterfte
In 2006 stierven rond 135.000 Nederlanders. Ruim de helft (54%) overleed als gevolg van een chronische ziekte. Van deze groep overleden veertigduizend mensen aan kanker, 29.000 aan CVA (acute sterfte niet meegerekend), COPD, dementie, hartfalen en diabetes. Van alle niet-acuut overledenen was bijna driekwart minstens zeventig jaar.

Vraag naar palliatieve zorg
In 2000 deed het NIVEL een vergelijkbaar onderzoek. Toen werd voorspeld dat in de komende jaren de niet-acute sterfte met ongeveer 1% per jaar zou toenemen. Wat betekende dat de vraag naar palliatieve zorg ook met ongeveer 1% per jaar zou toenemen. Uit het huidige onderzoek blijkt dat er sprake is van een stijging van 0,7% per jaar ten opzichte van 1996.