Publicatie
Publicatie datum
Virologische NIVEL/RIVM-surveillance van influenza-achtige ziekten (IAZ) in het seizoen 1992/1993.
Jong, J.C. de, Bartelds, A.I.M., Loon, A.M. van. Virologische NIVEL/RIVM-surveillance van influenza-achtige ziekten (IAZ) in het seizoen 1992/1993. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 1993. 26 p. p.
Download de PDF
Na een pilot-studie in 1991/92 werd in het seizoen 1992/93 de klinische influenza surveillance van het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Eerstelijnsgezond heidszorg (NIVEL) op grotere schaal aangevuld met etiologisch onderzoek bij in totaal 388 patiënten. Bij 127 patiënten (33%) werd een virus geïsoleerd. In 87 (69%) van de gevallen was dit een influenzavirus (meestal type B), dat vrijwel onafuankelijk van de leeftijd van de patiënt in ongeveer één op de vijf monsters werd aangetroffen. De monsters werden in het Nationaal Influenza Centrum (NIC) te Rotterdam ook met een PCR-techniek onderzocht op het voorkomen van influenzavirus en van RS-virus. Rekent men de uitslagen hiervan mee dan werd bij 110 (28%) van alle patiënten een influenzavi rusinfectie vastgesteld.
De resultaten van de surveillance kunnen goed worden genoemd. Dit geldt zowel in kwantitatief opzicht - 43% van de Nederlandse influenzavirusisoleringen vond plaats in genoemde surveillance - als in kwalitatief opzicht - alle vier soorten influenzavirus die er in andere laboratoria werden geïsoleerd (A-H3N2, swine-A-H3N2, A-HlNl en B) werden ook in het NIVEL/RIVM-systeem aan het licht gebracht. Ook als "early warning system" functioneerde de surveillance goed: de eerste influenzavirusisoleringen (type B) lagen zes weken voor op het begin van de influenza-epidemie (eveneens voornamelijk type B).
De weken met veel influenzavirusisoleringen vielen samen met die met hoge aantallen klinische IAZ-registraties. Kennelijk herkenden de deelnemende artsen influenza trefzeker als een afzonderlijk klinisch beeld. Dit blijkt ook al uit het feit dat als zij de ziekte als IAZ hadden aangemeld de kans op influenzavirusisolering vijfmaal groter was dan als zij dit niet hadden gedaan.
Wat betreft de pathologie van influenza kan worden vastgesteld dat koorts boven 39,0°C en spierpijn statistisch significant verbonden waren met een grotere kans op isolering van een influenzavirus.
Op basis van genoemde resultaten verdient het aanbeveling de beschreven influenza-surveillance voort te zetten.
De resultaten van de surveillance kunnen goed worden genoemd. Dit geldt zowel in kwantitatief opzicht - 43% van de Nederlandse influenzavirusisoleringen vond plaats in genoemde surveillance - als in kwalitatief opzicht - alle vier soorten influenzavirus die er in andere laboratoria werden geïsoleerd (A-H3N2, swine-A-H3N2, A-HlNl en B) werden ook in het NIVEL/RIVM-systeem aan het licht gebracht. Ook als "early warning system" functioneerde de surveillance goed: de eerste influenzavirusisoleringen (type B) lagen zes weken voor op het begin van de influenza-epidemie (eveneens voornamelijk type B).
De weken met veel influenzavirusisoleringen vielen samen met die met hoge aantallen klinische IAZ-registraties. Kennelijk herkenden de deelnemende artsen influenza trefzeker als een afzonderlijk klinisch beeld. Dit blijkt ook al uit het feit dat als zij de ziekte als IAZ hadden aangemeld de kans op influenzavirusisolering vijfmaal groter was dan als zij dit niet hadden gedaan.
Wat betreft de pathologie van influenza kan worden vastgesteld dat koorts boven 39,0°C en spierpijn statistisch significant verbonden waren met een grotere kans op isolering van een influenzavirus.
Op basis van genoemde resultaten verdient het aanbeveling de beschreven influenza-surveillance voort te zetten.
In the season 1992/93 the clinical influenza surveillance among general practioners participating in the NIVEL (Netherlands institute of primary health care) system was supplemented by RIVM with virological laboratory examinations. Respiratory samples were taken from 388 patients with respiratory symptoms suggestive of influenza. From 127 specimens (33 %) a virus was isolated, which was influenza virus (mainly type B) in 87 cases.
Compared with virological surveillance based on virus isolations from hospita! admitted patients this new influenza surveillance system proved a better early warning system. The first influenza B virus strain of the season 1992/93 isolated in the Nether lands was isolated in this system about six weeks before the start of the epidemie. It was also more efficient: it yielded 43 % of all influenza virus strains of the season 1992/93 isolated in the Netherlands. The period showing many clinical cases of influenza-like illness coincided with that in which many influenza viruses were isolated.
Compared with virological surveillance based on virus isolations from hospita! admitted patients this new influenza surveillance system proved a better early warning system. The first influenza B virus strain of the season 1992/93 isolated in the Nether lands was isolated in this system about six weeks before the start of the epidemie. It was also more efficient: it yielded 43 % of all influenza virus strains of the season 1992/93 isolated in the Netherlands. The period showing many clinical cases of influenza-like illness coincided with that in which many influenza viruses were isolated.